Mommie Schwarz

Zutphen, 28 juli 1876 – Auschwitz, 19 november 1942

Door Jante van der Naaten, 8 juli 2022

 

Samuel (Mommie) Schwarz was een kunstschilder en grafisch kunstenaar.

‘Zelfportret aan de ezel’, 1935, olieverf op doek, joods Museum Amsterdam

Hij vormde een kunstenaarsechtpaar met zijn vrouw Else Berg (1877-1942), met wie hij een groot deel van zijn artistieke leven samenwerkte. Berg en Schwarz waren neef en nicht, maar zonder ‘bloedband’. “Berg en Schwarz maakten ruim dertig jaar deel uit van de Amsterdams-Bergense kunstenaars die betrokken waren bij de modernisering van de kunst in Nederland en werden gaandeweg gerekend tot de gevestigde orde.”1 Hun rol in de ontwikkeling van de Nederlandse beeldende kunst is lang ondergewaardeerd en onderbelicht gebleven. Dankzij het uitgebreide onderzoek van Linda Horn verwerkt in de dubbelmonografie die zij over het kunstenaarsechtpaar schreef, is er nu meer over hen bekend. Deze blogpost is grotendeels gebaseerd op haar boek.

Jeugd en opleiding

Samuel Schwarz werd op 28 juli 1876 geboren als tiende kind van Leser Schwarz (1825-1906) en Julie Winter (1838-1898). Het gezin telde elf kinderen. Leser Schwarz was veekoopman en had een fourniturenwinkeltje in Zutphen. Het bevolkingsregister van Zutphen vermeldt slechts de voornaam Samuel, maar in familiekring werd hij Sam genoemd en door zijn latere schildersvrienden Mommie of Moemie, Mummy, Mom, Moem en Momchen. Schwarz ondertekende zijn werk vaak met de voorletters S.L., wat een niet-officiële (maar in Joodse kringen niet ongebruikelijke) verwijzing naar de naam van zijn vader; Leser is. Samuel’s ouders maakten deel uit van de Joodse gemeenschap en spraken, behalve Duits en Nederlands, Jiddisch, maar van een strenge, religieuze traditie was geen sprake. Zowel Samuel als Else Berg voelden zich nauwelijks verwant met het joodse geloof.2 De scholing van de kinderen uit het gezin Schwarz was beperkt, omdat het gezin ook hun arbeidsloon nodig had om te kunnen bestaan. Samuel volgde slechts enige jaren voortgezet onderwijs en ging rond zijn vijftiende werken in de winkel van zijn ouders.

In 1897 vertrok Schwarz samen met zijn oudere broer Julius naar New York, om in het textielbedrijfje van Julius te werken. Maar Schwarz koos al snel voor de kunst; hij leerde tekenen en schilderen, werkte voor tijdschriften en vervaardigde boekomslagen en affiches. Schwarz ging in 1902 terug naar Europa en meldde zich voor het leerjaar 1902-1903 aan bij de Academie van Antwerpen. Hij volgde de avondklas en werkte waarschijnlijk overdag om zijn opleiding te bekostigen.3 Al vrij snel stopte Schwarz met de opleiding; uiteindelijk nam de scholing in Antwerpen maar een half jaar in beslag, maar het stelde hem wel in staat om zich voortaan te beroepen op een gewaardeerde ‘academische’ opleiding. Na Antwerpen ging Schwarz opnieuw naar Amerika, dit keer als kunstschilder. Hij probeerde als reclameschilder en ontwerper aan de slag te gaan, maar hij kon zijn draai niet vinden in Amerika. In 1908 of 1909 keerde hij op 32-jarige leeftijd definitief terug naar Europa. Hij reisde naar Berlijn om zijn nicht Else Berg op te zoeken.

Leven en werk

‘Bloemstilleven’, ca.1913, olieverf op doek. Via Wikipedia

“Berg en Schwarz reisden samen in 1908 of 1909 van Berlijn naar Parijs, een verzamelpunt voor kunstenaars die experimenteerden met moderne stijlen en nieuwe stromingen.”4 In Parijs vond Schwarz aansluiting bij Nederlandse kunstenaars, wat hem en Berg mogelijk deed besluiten om zich in Nederland te vestigen. Ze raakten bevriend met onder meer Leo Gestel, Jan Sluijters en Piet Mondriaan. Schwarz verhuisde een aantal keer van Bergen naar Amsterdam en weer terug, terwijl Berg op verschillende adressen in Amsterdam woonde (ze behielden altijd een eigen adres). In Amsterdam zochten ze aansluiting en vriendschappen met architecten, beeldhouwers, schilders, dansers, toneelspelers en andere kunstenaars die met elkaar optrokken. Schwarz zwierf graag door de stad en tekende sjouwers, vissers, zwervers en ander ‘gewoon’ volk op markten en kades, in welk land hij ook kwam.

Berg en Schwarz werkten in een moderne stijl, maar hielden zich niet zo bezig met de artistiek ideologische fundering van de moderne kunst. “Hun werk was geen resultaat van theoretische principes, maar van verwantschap met hun omgeving; zowel het landschap waarin ze werkten als de vrienden en collega’s met wie ze exposeerden en die er een vergelijkbare levensstijl op na hielden. De letterlijke nabijheid van bevriende kunstenaars leidde haast vanzelf tot een keuze voor bepaalde thema’s, stijl en kleurgebruik.”5 Berg en Schwarz maakten veel kunstreizen, vrijwel altijd per trein vanuit Amsterdam, naar bijna alle delen van Europa. In december 1912 maakten Berg en Schwarz hun entree in de Amsterdamse kunstwereld, met een tentoonstelling van werk dat zij in Noord-Italië maakten. Hun werk werd goed ontvangen en de tentoonstelling zette Berg en Schwarz op de Amsterdamse culturele agenda.

Omdat de gevestigde Nederlandse kunsthandels vaak een conservatief beleid voerden, waren groepstentoonstellingen bij kunstenaarsverenigingen vaak de enige mogelijkheid om te exposeren en werk te verkopen. Schwarz werd lid van Arti et Amicitiae, waar hij deelnam aan een aantal groepstentoonstellingen en affiches maakte voor tentoonstellingen in 1928 en 1936. Zowel Berg als Schwarz werd lid van De Onafhankelijken, de Moderne Kunstkring en de Hollandsche Kunstenaarskring. Ze exposeerden vooral bij deze laatste vereniging veel en in 1937 werd Schwarz secretaris (formeel behield hij deze functie tot in de oorlog). Schwarz verwierf in de loop van de jaren ’20 een redelijk, maar onregelmatig inkomen door zijn opdrachten voor het ontwerpen van publiciteitsmateriaal. Tot in de jaren dertig kwam hij herhaaldelijk voor op lijsten van armlastige kunstenaars, Berg nooit.6

Berg en Schwarz hadden een groot netwerk van collega’s met wie ze samenwerkten en

‘Fietser bepakt met visserspullen’, 1930, lithografie, Joods Museum, Amsterdam

exposeerden. Zij waren erg goed bevriend met de grafisch vormgever Tine Baanders en gingen regelmatig samen met haar en haar man Herman op reis. Berg en Schwarz kwamen ook vaak bij hun over de vloer in Schoorl. In de jaren dertig gingen ze regelmatig naar feesten bij de familie Baanders, waar veel van hun kunstenaarsvrienden ook kwamen. Schwarz ging graag vissen met Broos Baanders (de broer van Tine), de schilder Louis Ernest (Kiek) Halewijn, ambtenaar en kunstcriticus Jan Slagter en Leo Gestel. Deze mannen vormden een hechte vriendengroep, die elkaar regelmatig kaarten stuurden in een eigen taal- en tekenjargon vol karikaturen, ook van zichzelf en van elkaar. De vrienden grapten over Schwarz’ regelmatig fout geschreven naam en communiceerden in een ironische neptaal. Schwarz ontfermde zich over de jongere Kiek Halewijn; hij gaf hem les en deed zijn best om zijn tekeningen gepubliceerd te krijgen.Ook had het echtpaar een warme band met de fotograaf Paul Citroen en hun buurman en schilder Ton Meijer.

Mommie Schwarz wordt beschreven als een vriendelijke, humoristische en sympathieke man. Hij legde gemakkelijk contacten met uiteenlopende figuren in binnen- en buitenland. Hij was een onvermoeibare gangmaker op de vele feesten die hij met plezier bezocht en organiseerde. Ondanks positieve reacties op zijn werk, werd hij in de schaduw van zijn tijdgenoten geplaatst. Dit zorgde voor een behoefte aan erkenning en een zekere onzekerheid over zijn werk.

Van Mommie Schwarz zijn vijf solotentoonstellingen bekend. Ook deed hij veelvuldig mee aan groepstentoonstellingen, in Nederland, maar ook op internationaal niveau. Schwarz zond bijvoorbeeld werk in voor tentoonstellingen in Londen, Berlijn, Antwerpen, Toronto en New York. Het vaststellen van de omvang van Schwarz’ oeuvre is lastig, omdat veel werken nog steeds zoek zijn. Hij was in ieder geval erg productief en produceerde veel schilderijen, tekeningen, lithografieën en illustraties. Schwarz dateerde zijn werken zelden. Ook bedacht hij meestal geen titels voor zijn werken en werden ze in catalogi beschreven met algemene woorden zoals ‘landschap’, ‘stilleven’ of ‘compositie’.

Bergense School

Eind 1913 gingen Berg en Schwarz met Leo en An Gestel op kunstreis naar Mallorca. Bij terugkomst vestigde Schwarz zich in Bergen. Berg woonde in Amsterdam, maar de twee bezochten elkaar veel. Ook veel andere kunstenaars kwamen naar Bergen om de rijk gevarieerde landschappelijke omgeving te schilderen. Berg en Schwarz maakten deel uit van een groep Amsterdams-Bergense schilders. De schilders van deze groep, ook wel de Bergense School genoemd, kenden elkaar goed, werkten vaak op dezelfde plekken en namen stijlen van elkaar over. Berg en Schwarz worden ook wel tot de Bergense School gerekend, maar bleven andere richtingen inslaan. Ze lijken nooit te hebben gezocht naar een ‘definitieve’ vorm en bleven hun hele carrière experimenteren met verschillende stijlen en stromingen. Schwarz werd als echte modernist gezien, maar ook als iemand die zich niet al te veel liet beïnvloeden door nieuwe richtingen. In een tijd waar bijna alle tijdgenoten stijlkenmerken van elkaar overnamen hield hij vast aan zijn eigen stijl, die wordt gekenmerkt door heldere composities en een krachtige expressie. Toch – of juist daardoor verdween de belangstelling voor zijn vrije werk al snel.

Grafisch werk

Mommie Schwarz was naast kunstschilder ook grafisch vormgever en ‘reclamemaker’. Gedurende twee decennia maakte hij affiches, boekbanden, illustraties, brochures en kalenders. Schwarz maakte vooral affiches voor politieke organisaties en culturele doelen. Reclameopdrachten werden doorgaans goed betaald. In 1926 werd een aantal affiches van Schwarz opgenomen in een tentoonstelling van de Nederlandse Bond voor Kunst in Industrie in het Stedelijk Museum Amsterdam. In 1928 ontwierp Schwarz een affiche voor een tentoonstelling bij Arti et Amicitiae, waarmee hij een door de vereniging uitgeschreven prijsvraag won. Zijn grafische werk werd doorgaans erg goed ontvangen. Schwarz werkte ongeveer tien jaar voor het satirische weekblad De Notenkraker en De (Groene) Amsterdammer. Hij leverde periodiek bijdragen, zowel illustraties als enkele artikelen.

Oorlog

Toen Hitler in 1933 werd benoemd tot rijkskanselier nam de onzekerheid en onrust onder Joden toe. Ook Berg en Schwarz maakten zich zorgen over de politieke situatie. Veel mensen vluchtten weg uit Duitsland, duizenden vluchtelingen kwamen naar Nederland. Berg en Schwarz leerden een aantal gevluchte Duitse kunstenaars kennen, zoals Heinrich Campendonk en Max Beckmann. Ze raakten betrokken bij hulpacties. In 1934 stonden ze werk af voor een liefdadigheidstentoonstelling bij Mak van Waay, ten bate van Duits-Joodse vluchtelingen.

Zelf leefden en werkten ze zo gewoon mogelijk verder. In 1935 kreeg Schwarz samen met een paar andere Arti-leden een tentoonstelling aangeboden. Hij exposeerde een aantal schilderijen van naakten. Tussen 1935 en 1942, de laatste acht jaar van hun leven, exposeerden Berg en

‘Gezicht op Sarphatipark in de sneeuw’, 1942, olieverf op doek, Joods Museum Amsterdam

Schwarz samen bijna zestig keer. Schwarz werkte veel buiten, op straat in Amsterdam en af en toe ook nog in Schoorl en in Bergen. In Schoorl schilderde Schwarz de steenfabriek ‘De witte hel’ aan het Noord-Hollands Kanaal. In 1937 maakten Berg en Schwarz nogmaals een grote reis door Italië en via de kust reisden zij mogelijk door naar toenmalig Joegoslavië. Toen familie van Berg en Schwarz uit Duitsland in 1937 uitweek naar Engeland deden zij dringende oproepen aan Else en Mommie om ook naar Engeland te komen. Maar ze voelden zich toen nog redelijk veilig in Amsterdam en konden hun bestaan niet zomaar loslaten.7
Eenmaal teruggekeerd van de reis werkten zij voornamelijk in hun atelier of in de directe omgeving. Schwarz maakte vooral stillevens en portretten in donkere kleuren. Hun laatste schilderijen zijn sneeuwtaferelen van het uitzicht op het Sarphatipark vanuit hun ateliers. Berg en Schwarz bleven tot 1941 werk inzenden voor de exposities bij de Hollandsche Kunstenaarskring. Schwarz had dat jaar zijn laatste groepstentoonstelling bij Arti. In het voorjaar van 1942 werd een werk van Schwarz door de Van Leer Stichting aangekocht, die was opgericht om noodlijdende Joodse kunstenaars te steunen.

Na de Duitse inval groeide het besef bij Berg en Schwarz van het dreigende gevaar. Ze begonnen werk in te pakken en gaven dat aan collega’s en vrienden ter bewaring. Berg en Schwarz weigerden de gele ster te dragen. Ze verlieten Amsterdam om in een rustigere omgeving te bezien wat er ging gebeuren. Ze konden onderduiken bij hun oude vriendin Tine Baanders. Eerst verbleven ze in haar huis in Baambrugge en in het huis van haar broer in Vinkeveen. Daarna gingen ze naar Huize Geynwijk, waar meer kunstenaars ondergedoken zaten. Ze bleven hier minstens een half jaar, maar mogelijk anderhalf jaar. Toen de risico’s groter werden verlieten ze Geynwijk, waarschijnlijk uit angst voor verraad. Ze keerden terug naar Amsterdam. Ze zouden een gecompliceerd vluchtsysteem hebben bedacht, maar dat werkte niet of werd nooit uitgevoerd. Op 12 november 1942 werden Mommie Schwarz en Else Berg uit hun huis aan het Sarphatipark gehaald en naar de Hollandsche Schouwburg gebracht. Via Westerbork zijn ze naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze op 19 november 1942 zijn vermoord.

Noten

1. Linda Horn, Else Berg en Mommie Schwarz: kunstenaarspaar in Amsterdam, 1910-1942 (Wezep: Uitgeverij de Kunst, 2012), 7.
2. Horn, Else Berg en Mommie Schwarz, 14.
3. Horn, Else Berg en Mommie Schwarz, 15.
4. Horn, Else Berg en Mommie Schwarz, 24.
5. Horn, Else Berg en Mommie Schwarz, 32.
6. Horn, Else Berg en Mommie Schwarz, 40
7. Horn, Else Berg en Mommie Schwarz, 116.

Geraadpleegde bronnen