Marianne Franken

Amsterdam, 11 maart 1884 – Bergen-Belsen, 4 april 1945

Door Niki de Horde, 8 juli 2022

Jeugd

Op 11 maart 1884 kregen Abraham Franken en Zipora Henriette Königsberger een dochter genaamd Marianne Franken. Het welgestelde gezin woonde aan de Nieuwe Prinsengracht. Marianne Franken had een oudere broer, Joseph geboren op 3 april 1882.

Haar vader zag aanvankelijk geen brood in zijn dochters wens om kunstenaar te worden. Franken nam het heft in eigen handen en zocht steun bij de bekende Joodse schilder en Arti-lid Martin Monnickendam, die haar talent herkende. De invloed van Monnickendam op haar ontwikkeling was groot. Niet alleen kreeg zij privéles van Monnickendam, maar ze volgde ook lessen bij het Internationaal Schildersatelier te Amsterdam, dat onder leiding stond van Marie de Jonge. Van Monnickendam leerde Franken figuurtekenen, portretteren en stillevens schilderen. Critici refereerden vaak aan de overeenkomst in kleurgebruik en de wijze waarop Monnickendam en Franken hun figuren omringden met stillevenachtige taferelen. Naast haar scholing in de schilderkunst, ontwikkelde zij zich ook op muzikaal vlak. Mevrouw Bosmans-Benedicts, een vriendin van Monnickendam, hielp haar daarbij. In deze periode woonde Franken nog in haar ouderlijk huis aan de Nieuwe Prinsengracht.

Kunstenaarschap

Franken maakte een aantal buitenlandse reizen en verbleef enige tijd in Italië. Na deze reislustige periode richtte zij een atelier in op het Prinseneiland. In 1917 exposeerde Franken, als beginnend kunstenaar, met Piet Mondriaan, Jan Sluijters en Else Berg in de Amsterdamse Kunstzaal Panorama. In 1918 werd zij lid van Arti et Amicitiae en De Onafhankelijken, waar ze ook exposeerde. In haar nieuwe buurt, Prinseneiland, schilderde en tekende zij graag en plein air en legde zij scènes vast uit het Amsterdamse stadsleven in een realistische en impressionistische stijl. Ook was zij vaak te vinden in de Jodenbuurt waar zij venters en onder andere een leerling bakker van de Joodse A.B. Davidsschool vastlegde. Haar kinderportretten werden gewaardeerd. Maria Viola schreef in het Handelsblad van 26 mei 1926 over Franken dat ze de kinderpsyche goed wist weer te geven. Franken portretteerde veel in opdracht, vaak bekende Joodse persoonlijkheden, zoals de schilders Martin Monnickendam en Marinus van Raalte. Ook de pianiste Marjo Tal, de historica Carolina Eitje en de danseres Chaja Goldstein stonden model voor Franken.

Tentoonstellingen

We weten dat Franken haar werk regelmatig tentoonstelde. Zij nam deel aan tentoonstellingen in het hele land, zoals in Eindhoven, Arnhem, Den Haag en bijvoorbeeld in Pictura in Dordrecht. Ook exposeerde zij regelmatig bij de kunstenaarsverenigingen Arti et Amicitiae, De Onafhankelijken en Sint Lucas en in het Stedelijk Museum en de Rotterdamsche Vierjaarlijksche.

Na haar ouders overlijden, verplaatste Franken haar atelier naar het ouderlijk huis aan de Nieuwe Prinsengracht. Naar aanleiding van een tentoonstelling in haar atelier (1937) schreef kunstcriticus Kasper Niehaus dat haar stillevens behoren tot haar beste werk. “De keuze der contrasten en harmonieën is heel zorgvuldig. Want de kleuren zijn de hoofdpersonen harer voorstellingen en dan pas de marionetten, poppen, et. Zij geeft deze gaarne in groote partijen, zonder fijnere overgangen van licht naar donker. Het is soms alsof er in deze stillevens en figuurstukken iets als een zonnelicht schijnt. Haar werk heeft daardoor dan iets ruws en sterks als van een man. Geheel vlak en lichter geschilderd zou haar krachtige kleur tevens fijner zijn.”1

Oorlog

Vlak voor het uitbreken van de oorlog in Nederland verhuisde zij naar een van de moderne atelierwoningen aan de Zomerdijkstraat. Die winter nam zij met de schilderijen Parkiettulpen, Stilleven met roode pot, Marionetten en Roode Rozen deel aan de tentoonstelling Onze kunst van het heden in het Rijksmuseum Amsterdam.

In 1941, een paar maanden nadat zij participeerde in een groepstentoonstelling met Bernard van Beek, Coenraad Matthias Garms, Harrie Kuyten en Hendrikus IJkelenstam, werd Marianne Franken als Joods lid door Arti et Amicitiae van de ledenlijst geschrapt. Op of vlak na 31 juli 1944 werd zij gedeporteerd naar Bergen-Belsen. Op 61-jarige leeftijd kwam zij daar op 4 april door uitputting om het leven, kort voor de bevrijding van dat kamp op 15 april. Postuum werd haar werk onder meer getoond bij de herdenkingstentoonstellingen Kunst in het harnas (1945) in het Stedelijk Museum Amsterdam en Rebel, mijn hart (1995) in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.

Nalatenschap, het verhaal verteld door Alexandrien van der Burgt – Franken

In het kader van de tentoonstelling over Arti’s oorlogsverleden is er contact gezocht met Alexandrien van der Burgt – Franken. Alexandrien heeft haar oudtante nooit gekend, maar Marianne Franken maakt deel uit van haar leven. Haar ouderlijk huis hing vol met schilderijen van Marianne Franken.

Marianne Frankens broer Joseph en zijn vrouw Cornelia Berghuys (Alexandriens grootouders) kregen acht kinderen. Joseph Franken overleed in de dertiger jaren op 53 jarige leeftijd. De twee jongste kinderen (een tweeling) waren toen nog geen vier jaar oud. Na het overlijden van haar man werd de moeder niet in staat geacht om voor haar kinderen te zorgen. Een aantal kinderen werd ondergebracht in weeshuis de Oranjeappel te Hilversum, maar Henri Cornelis ‘Hans’ Franken, de één na oudste zoon heeft enkele jaren bij zijn tante Marianne aan de Zomerdijkstraat gewoond. Hans Franken, de vader van Alexandrien verloor tijdens de oorlog niet alleen zijn tante Marianne maar ook zijn oudste broer Pieter Adriaan ‘Piet’ Franken. Omdat Piet en Hans een christelijke moeder hadden werden zij door de bezetter niet als Joods beschouwd. Maar Piet verloofde zich met de Joodse Fietje. Zijn collega’s bij de Bijenkorf, waar hij als etaleur werkte, speelden deze informatie door aan de Duitsers. Piet en Fietje werden opgepakt en na een periode van gevangenschap in Scheveningen gedeporteerd naar Polen waar zij werden vermoord.

Hans was nu de oudste van de familie. Zijn moeder was uit beeld en zijn grootouders, zijn vader, zijn tante Marianne en oudste broer Piet leefden niet meer. Na de oorlog verzamelde hij alles over zijn broer en tante. Aan Alexandrien vertelde hij dat Mariannes werk na haar dood in een openbare verkoop werd verkocht. Het was een smadelijke vertoning; door de dag heen belandden er werken op de grond, mensen liepen er zelfs overheen. Hans, die hierbij aanwezig was, vond dit onverteerbaar en besloot de rest van haar werk, beschadigd of niet, te redden en kocht alles op. Zijn leven lang heeft hij de werken van zijn tante bewaard en informatie over haar verzameld. Toen haar vader overleed, besloot Alexandrien dat het tijd was om zijn archief te ordenen en onderzoek te doen naar haar oudtante.

Alexandrien van der Burgt – Franken heeft een grote bijdrage geleverd, niet alleen aan deze blogpost, maar ook aan de voorbereidingen van de tentoonstelling U zult begrijpen dat …

 

Noten: 

1. Kasper Niehaus, ‘Schilderijen van Marianne Franken’, De Telegraaf (06-11-1937). https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?coll=ddd&identifier=ddd:110577724:mpeg21:p017

Geraadpleegde bronnen

Beeld

  • ‘Portret van Marianne Franken, borststuk en trois quart naar links’, vervaardigd Marianne Franken, geschilderd olieverf op doek, Collectie Joods Museum, M003060.
  • ‘Schildersatelier van Martin Monnickendam op het Singel in Amsterdam vermoedelijk met Marianne Franken en jongen met vaandel, circa 1915’, Collectie Joods Museum, F001949.
  • ‘Drie kinderen’, vervaardigd Marianne Franken, geschilderd olieverf op doek, Collectie Joods Museum, M002881.
  • ‘Marianne Franken, schilderes, in haar atelier, circa 1938’, Collectie Joods Museum, F001950.