Maria Boas Zélander

Amsterdam, 5 september 1889 – Auschwitz, ca. 27 augustus 1943

Door Jante van der Naaten, 8 juli 2022

Jeugd en opleiding

Maria Catharina Zélander werd op 5 september 1889 geboren op de Amsterdamse Groenburgwal. Zij was het jongste kind van de Joodse koopman Ephraim Zélander (1859-1943) en Sara van Rooijen (1866-1943). Haar broers heetten Louis (1885), Samson (1886) en Leopold (1887).
Ze trouwde in 1916 met Simeon Tobie Alfred Boas, die agent van beroep was.

Advertentie in het Joodsche Weekblad,
3 oktober 1941, website Joods Monument

Boas-Zélander werd in 1928 toegelaten tot de opleiding aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten, waar ze voor een korte periode onderwijs volgde. Daarnaast kreeg ze les van de kunstschilders Salomon Garf en Henri Boot.
Op 25 oktober 1932 werd ze lid van Arti et Amicitiae, voorgesteld door haar leermeesters. Op een vragenformulier van kunsthandel Mak van Waay vulde Boas-Zélander in dat zij ook aan de “vrije academie” in Parijs had gestudeerd. In een advertentie die Boas-Zélander plaatste in Het Joodsche Weekblad van 3 oktober 1941 valt te lezen dat zij teken- en schilderles gaf, zowel aan volwassenen als aan kinderen. Haar leerlingen kregen de gelegenheid om model te tekenen “met of zonder correctie” in haar atelier.

Kunstenaarschap

Maria Boas-Zélander schilderde vooral stillevens, maar ook tuinen, bloemen en portretten.1 Er is weinig over Boas-Zélander bekend en er zijn slechts enkele werken van haar overgeleverd. Uit deze werken blijkt wel dat ze goed op de hoogte moet zijn geweest van de internationale ontwikkelingen in de schilderkunst van haar tijd.2 In Stilleven met kaas, brood en krant zijn bijvoorbeeld duidelijk kubistische invloeden te zien. Boas-Zélander exposeerde bij Arti et

Stilleven met kaas, brood en krant, 1925-1935, olieverf op doek, Collectie Joods Museum

Amicitiae en nam in 1933 deel aan de crisistentoonstelling Kunst S.O.S., georganiseerd door de Federatie van Beeldende Kunstenaarsverenigingen in het Stedelijk Museum Amsterdam. In 1937 hield ze een expositie in haar atelier in de P.C. Hooftstraat, waar ze schilderijen, pastels en tekeningen toonde. De auteur van een recensie in het Centraal blad voor Israëlieten in Nederland was van mening dat de werken een “een sterke persoonlijkheid verraden”, en schreef verder dat “deze schilderes op het gebied der portretschilderij haar sterkste begaafdheid bezit en hier haar talent ten volle ontplooit. Dit genre schilderkunst spreekt van een intens begrip, van een grote uitbeeldingskracht en een knappe techniek”. 3 Boas-Zélander nam met vier schilderijen deel aan de tentoonstelling Onze kunst van heden in het Rijksmuseum Amsterdam (winter van 1939-1940). In 1940 verhuisde ze met haar man naar een van de atelierwoningen in het kunstenaarscomplex aan de Zomerdijkstraat.

Oorlog

Eind 1941 sloot Arti zich aan bij de Kultuurkamer en verwijderde vijftien van haar Joodse leden van de ledenlijst. Ook Maria Boas-Zélander was vanwege haar Joodse afkomst niet meer welkom bij de vereniging. Zij had veel geëxposeerd bij Arti, maar kon nu bijna nergens meer exposeren of werk verkopen. Wellicht dat zij teken- en schilderlessen ging geven om een inkomen te hebben, maar het is niet bekend of zij dit al voor het plaatsen van de advertentie in oktober 1941 deed.

In maart 1943 werden de ouders van Maria Boas-Zélander opgepakt en naar de Hollandsche Schouwburg gebracht om te worden gedeporteerd. Vermoedelijk hebben zij morfine gebruikt, want direct na aankomst bleken ze bewusteloos. Beiden overleden enige tijd later. Op 2 april 1943 plaatsten Maria Boas-Zélander en haar man een overlijdensbericht in Het Joodsche Weekblad. Volgens de door de Joodse Raad gemaakte persoonskaart van Simeon Tobie Alfred Boas hadden Maria Boas-Zélander en Simeon Tobie Alfred Boas een sperre (vrijstelling van deportatie) vanwege de functie van Boas. Hij was sinds augustus 1942 “waarnemend commandant luchtbeschermingsdienst” van het Nederlands Israëlitisch Meisjesweeshuis aan de Rapenburgerstraat in Amsterdam. Dit weeshuis werd op 10 februari 1943 door de nazi’s ontruimd; de bewoonsters werden weggevoerd. Boas-Zélander en haar man werden een half jaar later, in augustus 1943, opgepakt en gedeporteerd. Zij zijn beiden in of nabij Auschwitz om het leven gekomen op 27 augustus 1943. Maria Catharina Boas-Zélander was 53 jaar. Beide broers van Boas-Zélander overleefden de oorlog (Louis overleed al in zijn geboortejaar). De dochter van Leopold, Justine Zélander, werd op 28-jarige leeftijd in Auschwitz vermoord.

Een bijzonder zelfportret

Handafdruk van Maria Catharina Boas-Zélander, 19 januari 1938, website Joods Monument

Maria Catharina Boas-Zélander is na haar dood in de vergetelheid geraakt. Waarschijnlijk is veel van haar werk verduisterd of vernietigd. Dit blijkt ook uit het feit dat er geen zelfportret of foto van haar terug te vinden is. In de U zult begrijpen dat … tentoonstelling (2022) is er een alternatief zelfportret te zien; een handafdruk van Boas-Zélander gemaakt bij de handlezer Philip Leonard Meerloo (1908-1942). Meerloo was een bekende Joodse chiroloog (handlijnkundige) met een bloeiende praktijk in Amsterdam, waar hij veel bekende mensen ontving. De handafdruk is een bijzonder aandenken aan een vergeten getalenteerd Joods kunstenaar.

 

 

Noten: 

1. Pieter A. Scheen, Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars, 1750-1950. ‘s-Gravenhage: Scheen, 1969.
2. Jan van Adrichem en Max Nord, Rebel, mijn hart: kunstenaars 1940-1945, tent. cat. Amsterdam, Nieuwe Kerk, 7 mei – 18 juli 1995 (Zwolle: Waanders Uitgevers, 1995): 102-103.
3. ‘Kunst’, Centraal blad voor Israëlieten in Nederland, 25 november 1937, via https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?coll=ddd&identifier=MMKB19:000580039:mpeg21:p00015.

 

Geraadpleegde bronnen