Vrijdag 25 oktober om 17 uur gaat kunstenaarslid Boudewijn Payens in gesprek met Renée Hartog.
Hieronder de begeleidende tekst.
Breitner versus Payens
Aangezien men in Arti niet om de Breitner heen kan vroeg ik mij af hoe ik mij als ‘kunstenaar uitgelicht’ ertoe zou kunnen verhouden. En zo kwam het dat ik deze zomer mij op het uitzicht voor mijn deur richtte. Mijn meest CO2-arme vakantie ooit.
Aan de overkant van mijn huis zien we dat wat er boven de schouw hangt in Arti deze maand.
Ik beschouw al de dingen die ik maak als een vorm van zelfbeeld. De aaneenschakeling van handelingen die uiteindelijk dit olieverf werk maakt komt voort uit een reeks beslissingen.
Die keuzes zeggen alles over de maker. En dat is bij de Breitner ook zo. Zijn keuzes kunnen we nog zien terwijl hij er al niet meer is. Ik ben er nog wel en ik kan mij zijn ketting van besluiten voorstellen.
Toevallig weet ik dat hij een bijzondere relatie met paarden heeft, en dat is te zien. Maar ook te voelen. Dat voelen is minder concreet maar een aanname daarop lijkt me geen risico. Bij mij zien we de meeuwen. Ook een persoonlijke keuze. Ze beheersen het luchtruim in mijn uitzicht en vormen een aansprekend contrast met de gebouwen. Ze zijn de vuilnismannen van de stad [niet tot ieders plezier] zoals het werkpaard voor transport zorgt.
Eigenlijk ben ik een verbeelder van de binnenkant van mijn belevingen. Die verbinding is verankerd in wie ik ben. De verbeelding geuit, zegt mij iets over mijn status quo. Dat heeft voor de beschouwer niet zo veel te betekenen. Hij of zij ziet enkel een modern stadsgezicht zoals bij de Breitner een stadsgezicht uit 1891. Zo heeft het witte gebouw betekenis voor mij als een soort Oosters impuls.
Het maakt dat ik in mijn hoofd op reis ga.
Ik vind dat van de architect heel goed gekozen en het is een scherp contrast met het zware gebouw rechts waar ik mijzelf ook in herken. Qua gevoel dan. Ik ben mij gaan verbinden met mijn omgeving en zie mij gespiegeld in mijn uiting. Want dat is het, een uiting.
Hoe zit dat met de Breitner? Ziet hij zichzelf ook terug? Ik vermoed van wel, het oosterse gebouw is bij hem de besneeuwde vloer die voor het zware deel erboven, een troost is.
Het werk is opgebouwd uit contrasten en wanneer je dichtbij kijkt zie je het gemak en plezier waarmee de sneeuw en de huisjes gemaakt zijn. Een paar streken en het is er al. Als ik een emotionele optelsom probeer te maken kom ik hoog uit, zowel voor mijzelf als voor hem.
Er is veel gevoel te zien en alles is iets zwaarder dan het tegengestelde lichte. Wel moet je meerekenen dat de Breitner met de jaren donkerder is geworden. Naarmate ik langer kijk, en dat gaat men doen wanneer men zijn uitzicht schildert, ga ik meer voelen en herkennen. Ik heb ontdekt, aangezien ik vrijwel nooit naar de natuur schilder, dat ik mij kan verbinden met de gevoelens van een gebouw. De ruiten in het gebouw recht tegenover weerspiegelen het verloop van de dag en het heersende weer.
Letterlijk en figuurlijk is mijn uitzicht een feest voor het oog voor kennen en herkennen.
De verschillen met Breitner zijn denk ik niet zo groot. Met uitzondering van de prominente lijst dan, en zijn score op de Amsterdamse hitlijst van meest beroemde kunstenaar.
Dank aan Breitner!