Margreet Kramer tornt aan de maat van het niemandsland, de buffer. Bij haarzelf maar ook bij anderen. De maat van de mens is de ware maat. Niet de grootsheid van de wereld. Ze verlegt de grenzen. Verder weg. Dichterbij. Pellen, schrappen, schillen, zodat ze zo dicht mogelijk bij de anderen, de dingen en zichzelf komt.
In die kwetsbaarheid kun je je zintuigen pas echt gebruiken. Contact hebben met anderen. Je bereikt de binnenkant, de kwetsbaarheid, de essentie. Het geheugen van je lichaam, het geheugen dat zichzelf niet kan verloochenen. Het bloost, rilt, stamelt, wil aangeraakt worden en blijft ademhalen. In deze handelingen (her)ken je jezelf.
Het lichaam heeft het onthouden. Alledaagse handelingen die we niet meer hoeven te leren, die voortkomen uit een reeks andere handelingen. Onnavolgbaar, onvermijdelijk. Een overhemd op blote huid. Handen die elkaar aanraken. Aardappelschillende handen. Een schoonmaker die gedachteloos de knoppen bedient en toch de vuilnis laat verdwijnen. Ademhalen.
Nell Donkers